Hyperoxie en zuurstoftoxiciteit bij kritiek zieke kinderen en volwassenen
Hyperoxie en zuurstoftoxiciteit bij kritiek zieke kinderen en volwassenen
Wie: Thijs Lilien
Wat: Hyperoxie en zuurstoftoxiciteit bij kritiek zieke kinderen en volwassenen
Waar: Intensive Care Kinderen en Volwassenen, Amsterdam UMC, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
Begeleiding: prof. dr. Job van Woensel, dr. Reinout Bem en dr. Lieuwe Bos
Op 23 mei promoveerde Thijs Lilien cum laude aan de Universiteit van Amsterdam met zijn proefschrift getiteld Hyperoxia in Critically Ill Children: a brief translation of toxicity.
De optimale oxygenatiestrategie bij de volwassen IC-patiënt is de laatste jaren uitgebreid onderzocht. Bij kinderen, afgezien van de neonaten, was er daarentegen nauwelijks iets bekend over de effecten van hyperoxie. In zijn onderzoek heeft Lilien zich hierop gericht, met klinisch, (dier)experimenteel, database en literatuuronderzoek. De belangrijkste bevindingen in een notendop.
Zuurstoftherapie blijkt vaak onnodig hoog gedoseerd bij de kinder-IC-patiënt. Ook bij kinderen is er, net als bij volwassenen, een associatie tussen hoge PaO2 en mortaliteit. Uit de Oxy-PICU trial uit het Verenigd Koninkrijk blijkt mogelijk profijt op ziekenhuisuitkomsten van restrictieve oxygenatiedoelen op de kinder-IC. Lilien vond bij muizen die een infectie op jonge kinderleeftijd doormaken, waarbij ze ook een hoge dosis zuurstof krijgen, een chronisch gestoorde longontwikkeling op jongvolwassen leeftijd. Daarom is het belangrijk om niet enkel de mortaliteit te onderzoeken, maar ook de langetermijneffecten.
Verder introduceerde Lilien en zijn team het concept chemical power, waarbij een eerste poging is gedaan om de hoeveelheid energie per tijd te schatten die door zuurstofsuppletie wordt overgedragen op de longen. Dit met het idee dat zowel de chemische energie als de inmiddels meer bekende mechanical power, die voortkomen uit invasieve beademing samen te brengen. Een toename van de som van deze twee powers was geassocieerd met toegenomen mortaliteit gecorrigeerd voor ziekte-ernst.
Tot slot werd in verschillende studies de potentie van vluchtige organische stoffen in uitademingslucht als non-invasieve marker van oxidatieve stress onderzocht. Deze stoffen zijn goed te meten bij invasief beademde patiënten, maar de pathofysiologische origine van deze stoffen is zoveel complexer is dan werd gedacht. Daarom wordt gedacht dat eerdere associaties van deze stoffen met oxidatieve stress op toeval berusten. Klinische toepasbaarheid van meting van deze stoffen is op korte termijn niet te verwachten.