Prof. dr. Wilco Peul
Prof. dr. Wilco Peul
In de rubriek ‘Door een andere bril’ vragen we aan mensen van buiten de IC, die wel een link hebben met ons specialisme, wat ze van ons vinden. Prof. dr. Wilco Peul is neurochirurg in Den Haag en Leiden en is al vanaf zijn studententijd geïntrigeerd door neurotrauma. Hij is betrokken bij het Europees consortium neurotrauma en het Nederlands consortium Trauma.nl.
‘Wat leuk en uniek is aan de IC is de diversiteit: intensivisten zijn door hun verschillen in basisspecialismen een heel gevarieerde groep mensen. Wat ze verenigd is hun generalistische kijk. Ik zie ze als de bewaker van de patiënt.
Als neurochirurg van 50+ die vroeger ook op de IC werkte heb ik een rouwproces doorgemaakt, ik heb wat moeten loslaten. Maar nu waardeer ik de fijne onderlinge verstandshouding. Er is meer wederzijds respect. Juist ook als het moeilijk gaat, bijvoorbeeld bij morele dilemma’s. Uiteraard heeft het ook te maken met personen en onderlinge chemie.
Over het algemeen heeft de neurochirurg vaak een positievere kijk op de prognose dan de intensivist. Misschien is de intensivist realistischer. Ik vind het juist goed dat intensivisten eigenwijs zijn. Ik heb zelf namelijk ook een dominante mening, en heb dus wel wat tegengas nodig.
Het is intussen duidelijk dat ICP-metingen van beperkte waarde zijn. Er komt nu veel meer aandacht voor zaken als cerebrale perfusie en intracranieel metabolisme bij hersenletsel. Dit is een uitbreiding van het IC-domein, waarbij het focus steeds meer van algemene IC-zorg naar neurologische zaken gaat verschuiven. Ik denk dat er in de toekomst dus ook meer neuroloog-intensivisten nodig zullen zijn.
Ik begrijp dat op de IC de intensivist de hoofdbehandelaar is en de neurochirurg de consulent. Maar vergeet niet dat wij vaak al een langdurige band hebben met de patiënt. Daarom is het soms moeilijk om de regie uit handen te geven. Zo vind ik dat de neurochirurg aanwezig moet zijn bij een belangrijk gesprek met de familie. Andersom moet de neurochirurg dit uiteraard ook niet doen zonder dat de intensivist erbij is.
Juist in ons vakgebied zal het moreel beraad steeds belangrijker worden. Dit is gerelateerd aan passende zorg: moet alles wat kan? Stel: de kans op tetraplegie na een operatie voor een cervicale tumor is vijf tot tien procent. Overleg dan voorafgaand aan de operatie met de patiënt hoe we moeten handelen als er ernstige complicaties optreden. Hoe ver gaan we dan? Ik denk dat de patiënt dit preoperatief ook goed kan behappen. Daarom moeten we de intensivist hier ook al vroegtijdig bij betrekken.
Op technologisch gebied zal beeldvorming de komende jaren een vlucht nemen. Een voorbeeld hiervan is fibre track-MRI, waarmee een veel betere voorspelling van neurologische uitkomsten kan worden gegeven.’